Algemene behandelinformatie
Beugel
Een beugel helpt om scheve tanden recht te zetten of een verkeerde stand van de kaak te verbeteren. Een recht gebit ziet er natuurlijk mooier uit, is beter te verzorgen, en je kunt er beter mee kauwen. Een beugel wordt vaak toegepast bij schoolkinderen, maar ook volwassenen kunnen door een beugel worden geholpen.De tandarts of orthodontist begint met te onderzoeken welke verbeteringen er nodig zijn. Er worden röntgenfoto’s en gebitsafdrukken gemaakt. Dan wordt besloten welke beugel het meest geschikt is. Bekende soorten zijn de ‘buitenboordbeugel’, de slotjesbeugel (die met stukjes metaal aan de tanden wordt geplakt) en beugels die je zelf in en uit kunt doen. In het begin is het vaak wennen aan de beugel, en kunnen de tanden gevoelig zijn. De beugel wordt regelmatig, bijvoorbeeld eens per maand, strakker gezet. Het is niet verstandig om kauwgom te eten als men een beugel draagt, en het is extra belangrijk om goed te poetsen.Als de tanden eenmaal rechtstaan, wordt vaak nog een poosje een ‘retentiebeugel’ voorgeschreven. Dat is een kleine beugel of een metalen draad die zorgt dat de tanden niet weer scheef gaan groeien. |
Vullingen
Bacteriën in tandplak produceren zuren die het tandglazuur en zelfs het binnenste van de tand kunnen aantasten. Dit proces wordt cariës of tandbederf genoemd. Op den duur ontstaan hierdoor vaak gaatjes. |
Tandvleesontsteking
Van nature leven er in uw mond talrijke bacteriën. Ze zitten in een wit laagje op tanden en kiezen: dit heet tandplaque. Tandplaque wordt vaak niet goed genoeg weggepoetst. Door verkalking kan de tandplak dan hard worden en in tandsteen veranderen. Tandplaque leidt vaak tot een lichte vorm van tandvleesontsteking: ‘gingivitis’. Het tandvlees kan dan slapper worden, makkelijker gaan bloeden, een rode kleur krijgen en opgezwollen raken. Als de tandplaque niet diep zit, kunt u het zelf verwijderen met tandenborstel, flosdraad, tandenstokers en ragertjes. Tandsteen of dieper gelegen tandplak (bij parodontitis) moet door de tandarts of mondhygiënist worden verwijderd. Soms moet daarvoor het tandvlees met een kleine operatie (‘flapoperatie’) tijdelijk worden losgemaakt. |
Trekken van tand of kies
Als een tand of kies erg beschadigd is, erg scheef zit of geen houvast meer heeft in het kaakbot, kan het nodig zijn om ‘m te trekken.
U krijgt een plaatselijke verdoving voor het gebied rond de tand/kies of een hele kaak. Dan wordt met instrumenten de tand of kies voorzichtig losgewrikt en getrokken. De wond wordt gehecht met hechtgaren, dat vanzelf verdwijnt. Als u pijn voelt nadat de verdoving is uitgewerkt, kunt u een pijnstiller als paracetamol nemen. Na de behandeling kunt u eventueel last krijgen van wat koorts, enige zwelling, nabloeding of een ontsteking. Overleg met uw tandarts wat u dan moet doen. Let op: als u antistollingsmiddelen gebruikt of hartklachten heeft, zijn er extra voorzorgsmaatregelen nodig voor het tanden of kiezen trekken! Meld dit dan ook voorafgaand aan de behandeling. |
Wortelkanaalbehandeling
In tanden en kiezen zit van binnen een ruimte met levend weefsel, met name bloedvaten en zenuwen. In de wortel van de tand of kies heet deze ruimte het wortelkanaal. Door irritatie, infectie of beschadiging kan het weefsel ontstoken raken en zelfs dood gaan. De ontsteking veroorzaakt vaak een kloppende pijn, en is gevaarlijk voor de tand. De tandarts maakt een röntgenfoto en dient een lokale verdoving toe. Daarna wordt een gaatje in de tand of kies geboord. Via dit gaatje wordt met kleine vijltjes al het ontstoken of afgestorven weefsel verwijderd. De tand wordt van binnen goed schoongemaakt en opgevuld. Na de behandeling kunt u wat last van pijn hebben. Dan kunt u bijvoorbeeld paracetamol gebruiken. Als de pijn erg sterk is, of meer dan vier dagen aanhoud moet u contact opnemen met uw tandarts. |
Kronen en bruggen Als een tand of kies geheel of gedeeltelijk verdwenen is (of zelfs niet is aangelegd), kan het ontbrekende deel worden vervangen door een kroon of brug. Een brug vervangt één of meer ontbrekende kiezen of tanden. De brug bestaat uit een kunsttand- of kies, met een bevestiging aan naastgelegen kiezen of tanden. Een gewone brug rust op de kiezen/tanden links en rechts van de open ruimte. Een vrij-eindigende brug zit maar aan één kant vast. Bij beide vormen worden de kiezen of tanden, die als steunpunt dienen, deels rondom afgeslepen. Op de kies of tand wordt een kies/tandvormig kapje vastgelijmd. Hieraan zit de kunsttand, die op deze manier stevig vast komt te zitten aan de naastgelegen kiezen of tanden. De etsbrug wordt vaak voor voortanden gebruikt. De kunsttand wordt met een metalen plaatje aan de achterkant aan de buurtanden vastgelijmd. Kronen en bruggen zijn van porselein, metaal met een laagje porselein, of helemaal van goud. Ze gaan 10-15 jaar mee. Houd de randen van de kroon goed schoon met flosdraad of ragertjes en door zorgvuldig te poetsen. |
Kunstgebit Als teveel tanden ontbreken of niet te herstellen zijn, wordt het tijd voor een kunstgebit. Er zijn twee veel voorkomende vormen: de immediaatprothese en de overkappingsprothese. Voor de immediaatprothese wordt eerst een kunstgebit gemaakt, dat zoveel mogelijk op uw gebit van vroeger. Er worden afdrukken van uw gebit gemaakt, en er wordt naar de kleur gekeken. Als het gebit klaar is, worden uw tanden en kiezen getrokken. Dan wordt het gebit meteen in de mondgeplaatst, zodat het als een soort verband meehelpt met de wondgenezing. Als de wortels van sommige tanden of kiezen nog goed genoeg zijn, kunnen ze als steun voor het kunstgebit dienen. Dan wordt een overkappingsprothese gemaakt. Die zit steviger, en uw mond blijft in betere conditie. Net als gewone tanden moet een kunstgebit goed worden schoongehouden. Gebruikt u hiervoor een protheseborstel, water en zeep. |
Implantaten Kronen, bruggen worden vastgemaakt aan naburige tanden of kiezen. Bepaalde kunstgebitten hebben steun nodig in de vorm van tandwortels. Maar soms zijn er geen geschikte eigen tanden of kiezen, die als steun kunnen dienen. Dan kan er een kunstmatige wortel of tand worden vastgemaakt in de kaak: een implantaat. Een implantaat kan eventueel ook een voortand vervangen. De ingreep wordt voorbereid met een onderzoek van het kaakbot met röntgenfoto’s of scans. Als er goede plaats voor het implantaat is gevonden, wordt via een snee in het tandvlees een gat gemaakt in het bot. Daar wordt het implantaat in gedrukt of geschroefd. Vervolgens wordt het tandvlees gehecht. De eerste dagen na de operatie moet u erg voorzichtig zijn met het implantaat. Raak het niet aan en eet zacht voedsel. Een implantaat heeft 3 maanden tot een half jaar nodig om stevig vast te groeien. Tot die tijd mag het implantaat absoluut niet worden belast. Als u een implantaat heeft gekregen is een goede mondhygiëne extra belangrijk. |